Spraak is de toekomst. En eigenlijk is het zelfs al geen toekomst meer, want tech giants zoals Google, Amazon, Microsoft & Apple, maar ook non-IT bedrijven zoals Mercedes zijn deze technologie op dit moment sterk in de markt aan het zetten. Ook op zakelijk vlak hebben spraakassistenten enorm veel potentieel. Alleen blijft Vlaanderen momenteel wat achter, want zowat alle grote spelers laten deze regio links liggen. Dat mag echter geen reden zijn om langs de zijlijn toe te kijken. Als we nu niet op de trein springen, dan is het mogelijk te laat.
De kans dat je regelmatig een spraakassistent gebruikt, is vermoedelijk klein. Nochtans zijn dit soort apparaten in de Verenigde Staten en op andere grote markten fors aan het groeien. Mensen zien het bij vrienden of op televisie, en bijgevolg willen ze het ook wel eens proberen. De instapdrempel is bovendien erg laag. We kennen intussen allemaal Siri op de iPhone en de Google Assistant, maar alle andere belangrijke spraakassistenten hebben nog steeds geen Vlaamse versie gekregen.
Amazon lijkt ons al een hele tijd te negeren. Nochtans is de digitale assistent Alexa aan de andere kant van de oceaan alomtegenwoordig. Het bedrijf haalt intussen reeds een groot deel van z’n omzet uit de opbrengsten van Alexa. Google heeft wereldwijd al tientallen miljoenen Home-toestellen verkocht, maar deze assistent is in België nog maar sinds vorige week beschikbaar. De Nederlandse variant was er nochtans al langer.
De eerste iPhone
Hoewel we het hier dus nog moeilijk kunnen vatten, heeft spraak een grote toekomst. En het is belangrijk om goed voorbereid te zijn. Vergelijk het met de opkomst van de smartphone. Tien jaar geleden bestonden deze toestellen nog niet. Tot Apple de iPhone ontwikkelde, een apparaat dat voor gebruikers erg toegankelijk bleek. Ook toen was de twijfel bij het publiek groot en dachten veel mensen dat zo’n smartphone minder goed was om mee te bellen of te sms’en dan een Nokia 3310.
We beseffen nog te weinig hoe belangrijk spraakassistenten de komende jaren zullen worden. En wie nu achterblijft, dreigt andermaal te laat te komen
Vandaag blijkt uit onderzoek dat Belgen het scherm van hun smartphone verkiezen boven dat van een tv of pc. En Nokia is helemaal van de top van de ladder getuimeld, omdat het te laat was met de ontwikkeling van smartphones en dan vooral hun software. Hetzelfde dreigt nu met spraak te gebeuren. We beseffen nog te weinig hoe belangrijk spraakassistenten de komende jaren zullen worden. En wie nu achterblijft, dreigt andermaal te laat te komen.
Niet alleen voor recreatief gebruik zijn spraakassistenten aan een opmars bezig, ook in de zakenwereld bieden ze steeds meer voordelen. Grote spelers zoals Cisco en Nuance stellen allemaal dat spraak de toekomst is. Intussen wil Salesforce zijn slimme assistent Einstein integreren met bestaande oplossingen, zoals Alexa en Google Assistant.
België blijft achter
Grote spelers focussen zich op de belangrijkste markten. Daarom breken talen zoals Engels, Frans en Spaans als eerste door in spraakassistenten. Helaas is het een beetje een vicieuze cirkel, want deze spraakassistenten worden intussen steeds beter door het feit dat ze dagelijks gebruikt worden. En Nederlands en Vlaams hinken zo almaar verder achterop.
Google Home werkt bijvoorbeeld veel beter in het Engels dan in het Nederlands. Bovendien biedt de Engelstalige versie een pak meer mogelijkheden en kunnen er meer diensten aan worden gekoppeld. Dat laatste is ook een belangrijke factor, want een spraakassistent wordt relevanter naarmate je er meer services en producten mee kunt verbinden.
We kunnen dan wel al gebruik maken van anderstalige spraakassistenten, maar we mogen het belang van de moedertaal niet onderschatten
Natuurlijk kunnen we wel al gebruik maken van anderstalige spraakassistenten, maar we mogen het belang van de moedertaal niet onderschatten. Een vraag stellen in het Engels of het Frans is toch moeilijker dan in je eigen taal. Een gesprek zal altijd betere resultaten opleveren als het organisch aanvoelt. En als het niet meteen lukt, dan dreigen we het al gauw op te geven.
Taal is overigens niet het enige aspect dat van belang is. Google weet bijvoorbeeld al dat je Nederlands spreekt. En op basis daarvan heeft die spraakassistent geleerd dat sommige vragen couranter zijn dan andere. 'Wie is Jeroen Meus?', is een vraag die in het Nederlands relevant is. Google kan daar een antwoord op geven, terwijl een Engelstalige spraakassistent die vraag waarschijnlijk verkeerd zou begrijpen.
Gebeurt er dan werkelijk niets op Vlaams gebied? Zeker wel, want Oswald is volop bezig met chatbots die zich op het Nederlands en Frans focussen. Zo is onder andere Kinepolis daarmee aan het testen. Het blijft wel een probleem dat er amper Vlaamstalige assistenten zijn die consumenten kunnen aanspreken om bij de chatbot uit te komen.
Niet blijven wachten
Onze bedrijven mogen echter niet wachten tot er tal van Vlaamse spraakassistenten beschikbaar zijn. Het is zeker een mogelijkheid om zelf los van de grote spelers een spraakassistent te bouwen. Alleen moeten we opletten dat we zo niet met een al te uitgebreid gamma aan spraakassistenten komen te zitten. Als die allemaal hun eigen stem en gedrag hebben, dan zien we na een tijd door het bos de bomen niet meer.
Wat we zeker moeten doen is apps ontwikkelen volgens de mogelijkheden die Google Assistant en Siri vandaag al in het Nederlands bieden; of toepassingen bouwen voor de (uitgebreidere) Engelstalige versie. Per slot van rekening beheren wij Belgen deze taal erg goed. Het is niet moeilijk om later nog een betere spraakdetectie en voice-to-text toe te voegen. Op die manier maken we ook duidelijk dat de Vlaamse markt hier klaar voor is. Als je voldoende momentum creëert en als de vraag groot genoeg is, vind je doorgaans vanzelf wel gehoor.
Binnen nu en twee jaar zal taalondersteuning in het Nederlands vermoedelijk wel verbeteren. Het is nu dus vooral belangrijk om klaar te zijn voor het ogenblik dat spraak, net zoals de smartphone ongeveer tien jaar geleden, plots doorbreekt. Telecombedrijven en banken moeten bijvoorbeeld al aan spraaktoepassingen werken. Anders dreigen we een achterstand op te lopen die we niet snel kunnen goedmaken.