U kent het doemscenario intussen wel: technologie en robots vernietigen onze jobs en wie niet minstens drie universitaire diploma’s kan voorleggen, kan het binnenkort wel schudden op de arbeidsmarkt. “Onzin”, vindt de Belgische professor bedrijfspsychologie en arbeidsorganisatie Frederik Anseel. “Wat nu gebeurt, is niet nieuw maar we moeten wel de juiste antwoorden vinden.”
Van Gent naar Londen
Hij wierp zich de voorbije jaren op tot een van de interessantste stemmen rond werk en arbeidsorganisatie in ons land, maar sinds enkele maanden woont en werkt professor Frederik Anseel (39) in Londen. “Toen ik de vraag kreeg om mee m’n schouders te zetten onder een gloednieuwe business school, in de schoot van het befaamde King’s College, was dat an offer I couldn’t refuse”, klinkt het. “Hoe je het ook draait of keert: als academicus heb je toch net iets meer internationale visibiliteit vanuit Londen dan vanuit Gent. Komt daarbij dat ik ook wel van wat verandering in mijn leven houd. Ik geef hier nu vooral les rond algemeen management en mag daarnaast ook een masterclass rond ‘high performance’ en ‘well-being’ verzorgen. Vrij vertaald: hoe kan je je organisatie zo inrichten en aansturen dat je mensen enerzijds topprestaties leveren maar zich anderzijds ook als een vis in het water voelen op het werk? In nogal wat bedrijven lijken die twee soms lijnrecht tegenover elkaar te staan, terwijl dit nergens voor nodig is.”
Werk is onderdeel van onze identiteit
Dat een dergelijke cursus anno 2018 aangeboden wordt in een metropool als Londen, waar toptalent uit de hele wereld zich verdringt en vet betaalde topmanagers eerder regel dan uitzondering zijn, is op zich al behoorlijk veelzeggend. Werk, en dan vooral de toekomstige rol en invulling daarvan, is de voorbije jaren uitgegroeid tot een hot topic.
Moeten we vrezen voor een kaalslag op de arbeidsmarkt, onder invloed van de technologische pletwals? En stevenen we effectief af op een steeds grotere tweedeling, waarbij lager geschoolde arbeidskrachten van de regen in de drop dreigen te belanden? “Toen ik pas begon les te geven aan de Universiteit van Gent werd er amper over werk gepraat. Vandaag kan je geen krant of magazine meer openslaan of dat thema duikt wel ergens op. Werk is anno 2018 een veel belangrijker onderdeel van onze identiteit geworden. Je baan is een indicator bij uitstek van de mate waarin je maatschappelijk succesvol bent, veel meer dan dit in het verleden het geval was.”
Freelancen niet de nieuwe norm
“Ergens begrijp ik al die aandacht dus wel, maar tegelijk wil ik het hele discours over de revolutie die onze arbeidsmarkt wacht ook wat relativeren”, zegt Anseel. “Daarover zijn de voorbije jaren al hele bibliotheken vol geschreven, maar zeker in België loopt het nog niet meteen zo’n vaart. Het klopt dat we de voorbije jaren de opgang meemaakten van de freelancer waarbij alle aandacht dan steevast uitging naar die heel beperkte groep mensen die zelf bepalen waar, wanneer en hoeveel ze werken en verdienen. Zo krijg je al snel het idee dat dit soort arbeid de nieuwe norm wordt. Wel, ik geloof dat niet. Tien jaar geleden werd dat ook al voorspeld, en toch zien we dat stabiele contracten - ja zelfs vaste benoemingen - vandaag in België nog altijd de norm zijn. De zogenaamde netwerkorganisatie, waarbij mensen vooral in heel losse structuren met elkaar zouden samenwerken, werd dertig jaar geleden al een grote toekomst voorspeld. Sorry, maar ik zie het niet meteen. Je hoort me niet zeggen dat er geen geleidelijke evolutie is, maar dat is natuurlijk niet bepaald nieuw.”
Sociale drama’s
Revolutie of niet, het banenverlies in steeds meer sectoren onder invloed van nieuwe technologie kan je niet langer afdoen als pure perceptie. “Volledig mee eens,” klinkt het, “maar ook hier is enig historisch besef op zijn plaats. Anderhalve eeuw geleden, ten tijde van de industriële revolutie, kwamen de katoenarbeiders al in opstand tegen de machines die hun werk zouden afnemen. Vandaag protesteren de taxichauffeurs tegen Uber: waar zit het verschil? Alle begrip voor die ongerustheid, maar eigenlijk zijn dit maar kanttekeningen in de marge: de impact van nieuwe technologie is vandaag zo overweldigend dat dit sowieso een verloren strijd is. Laat ons dus eerder focussen op de bijscholing van mensen, op het aanleren van nieuwe vaardigheden, op een grotere flexibiliteit. Dit lijkt me veel zinvoller, willen we echte sociale drama’s vermijden.”
Opleidingen zouden nu een strategisch instrument op lange termijn moeten zijn, terwijl het er in vele bedrijven nog altijd vooral op aankomt om gewoon het jaarlijks daartoe voorziene budget op te souperen
“Neem nu de banksector: de banken weten al jarenlang dat fintech een grote bedreiging is voor hun traditionele businessmodel. Idem dito voor de distributiesector, waar de automatische kassa’s echt niet zomaar uit de lucht zijn komen vallen. Waarom hebben die banken of grootwarenhuizen daar al niet veel vroeger op geanticipeerd? En zij die denken dat je vandaag dan gewoon de rekensom moet maken en niets doen - vanuit de redenering dat je daar als bank of grootwarenhuis uiteindelijk ook financieel beter van wordt - vergissen zich. Werkgevers die mensen nu al aan de deur willen zetten op hun vijftigste, zullen finaal tegen een gigantisch sociaal deficit aankijken. Bovendien maken die bedrijven dan ook maatschappelijk een heel slechte beurt. Geen enkel groot bedrijf kan zich dit vandaag nog veroorloven. Kijk maar naar wat een gigant als Facebook vandaag overkomt, zo snel kan het dus gaan.”
Heet hangijzer
Het kan ook anders, onderstreept Anseel. “Bedrijven, HR-managers, maar net zo goed de overheid: denk vandaag al na over die toekomst en over de impact van technologie. En probeer je medewerkers zo wendbaar mogelijk te maken. Opleidingen zouden nu een strategisch instrument op lange termijn moeten zijn, terwijl het er in vele bedrijven nog altijd vooral op aankomt om gewoon het jaarlijks daartoe voorziene budget op te souperen."
"En laat ons wel wezen: ook de werknemers zelf moeten beseffen dat levenslang leren vandaag gewoon een noodzaak geworden is. Dit is een gedeelde uitdaging, maar zeker geen onmogelijke opdracht. Kijk naar het hele debat rond cognitieve overbelasting op het werk, waarin technologie doorgaans ook een beslissende rol speelt. Op enkele jaren tijd is dat echt een heet hangijzer geworden, en ik stel nu vast dat almaar meer bedrijven daar echt over nadenken, een beleid op maat uitwerken, noem maar op. En op langere termijn zal het misschien de technologie zelf zijn die ons kan helpen om bepaalde ongewenste neveneffecten te bestrijden."
Meer nadruk op kwaliteit
Ook over de zogenaamde tweedeling op de arbeidsmarkt, waardoor vooral laaggeschoolde werknemers op termijn steeds minder aan de bak zouden raken, toont hij zich niet overdreven pessimistisch. “Als we resoluut blijven inzetten op goede scholing en onderwijs, zullen ook die lager opgeleiden hier nog altijd werk blijven vinden. Ook op een wat lager niveau zullen technische vaardigheden enkel maar aan belang winnen. Laat ons in ons onderwijs de lat dus vooral zo hoog mogelijk blijven leggen, op alle mogelijk niveaus. En misschien kan het dan geen kwaad om voortaan toch iets meer nadruk te leggen op de kwaliteit, en niet enkel oog te hebben voor thema’s zoals diversiteit, welbevinden op school of gelijke kansen, die de voorbije jaren wel héél veel aandacht kregen.”
Hilarisch
Als Frederik Anseel de voorbije maanden in Londen al één ding leerde, dan was het wel dat de dictatuur van het kortetermijndenken in het bedrijfsleven nog niet bepaald is overgewaaid. En dit baart hem wél wat zorgen. “Managers worden afgerekend op hun resultaten over drie of zes maanden, en doen dus ook geen enkele poging om een strategie op pakweg vijf jaar uit te tekenen. Hoeveel CEO’s of HR-managers blijven er vandaag nog langer dan vijf jaar aan? En waarom zou zo iemand dan nog investeren in zo’n langetermijnprojecten, in de wetenschap dat hij daar zelf toch nooit op afgerekend zal worden, of er de vruchten van plukken? In die zin kan je vandaag bijna beter aan de slag gaan voor een stevig familiebedrijf, waar die langetermijnhorizon doorgaans wél nog aanwezig is. Ik zie die trend hier ook bij mijn studenten: allemaal willen ze in het begin van hun carrière bij een grote multinational aan de slag. Al was het maar omdat dit achteraf ook goed staat op hun cv. Maar tegelijk beseffen ze nu al dat ze dit wellicht niet hun hele leven volhouden.”
Managers worden afgerekend op hun resultaten over drie of zes maanden, en doen dus ook geen enkele poging om een strategie op pakweg vijf jaar uit te tekenen
“Wat hier in Londen natuurlijk ook sterk speelt, is dat heel veel studenten een andere culturele achtergrond hebben. Het hele discours over pakweg de work-life balance gaat grotendeels aan hen voorbij. Een debat over de 35 uren-week vinden zij ronduit hilarisch. Zij zijn bereid om desnoods 70 uren te werken. We moeten er ons dus ook bewust van zijn dat we steeds meer in een globale competitie leven en werken, en daarover maak ik me inderdaad wel wat zorgen. Als ik zie hoe snel en hard het elders in de wereld gaat, zonder enig besef van morele of ethische overwegingen, dan kan ik enkele concluderen dat welbevinden op het werk niet bepaald de eerste prioriteit is. Het debat dat nu in België gevoerd wordt over de toekomst van werk is echt wel van een heel andere orde. De hamvraag daarbij: is het puur een kwestie van tijd alvorens men elders in de wereld ook andere accenten gaat leggen? En hoe hoog zal de schade voor ons land intussen oplopen? Je ziet vandaag al dat we een stevig deel van de e-commerce zijn kwijtgeraakt door onze strengere regels rond nachtwerk. Voor mij is het geen probleem dat wij op dat vlak andere normen en uitgangspunten hanteren, maar we moeten wel beseffen dat andere landen dit soort jobs dan gewoon inpikken.”
Jongeren moeten inzien dat een carrière geen sprint meer is. Nu we met ons allen langer zullen moeten werken, is het veeleer een marathon.
Anders gaan werken, hoe pak je dat aan?
Tot slot vragen we Frederik Anseel welke tips hij zou geven aan jonge twintigers. “In eerste instantie moeten ze beseffen dat we in een globale competitie leven, en dat het dus zeker geen kwaad kan om eens een tijdje in het buitenland te verblijven: als student, in het kader van een stage of via een echte job. Daarnaast moeten ze ook inzien dat een carrière geen sprint meer is: vijf jaar keihard werken om het dan lange tijd rustiger aan te kunnen doen, dat is niet langer de goede aanpak in mijn ogen. Nu we met ons allen langer zullen moeten werken, is het veeleer een marathon. Probeer dus een zekere werkhygiëne in acht te nemen, en denk er ook aan jezelf tijdig wat bij te scholen of zelfs volledig te heroriënteren. Het kan echt geen kwaad om tijdig eens stil te staan bij je werk, en de plaats die werk in je leven inneemt of moet innemen.”